Veenhuizen tot Amsterdam

pauperparadijsOnderzoek naar je roots, je eigen familie, is in. In die trend passen vele boeken, in binnen- en buitenland. Op z’n best levert het een prachtige inkijk op het handelen van mensen, op de invloed van de grote gebeurtenissen in het leven van alledag. Het laat je meeleven met de belevenissen van mensen die meestal niet in de geschiedenisboeken voorkomen.

Dit boek is opgezet als een zoektocht van de auteur naar haar familiegeschiedenis. Verfrissend is dat ze haar vrouwelijke lijn traceert. Ze komt dan wel uit bij een voorvader (de mannen blijven toch de figuren die meer publieke informatie nalieten) die in het Napoleontische leger diende. Dat spoor leidt uiteindelijk naar Veenhuizen, opgezet als landbouwkolonie voor de armen uit de steden, al snel verworden tot gesticht voor al wat niet in de maatschappij paste. Na een generatie in Veenhuizen wist de familie naar Amsterdam te ‘ontsnappen’. Daar volgde echter een armoedig leven met vaders die hun gezin ontvluchtten en levens die afhankelijk werden van de armenzorg.

Het bevolkingsregister is een belangrijke bron om de familie te traceren en de auteur maakt hier dan ook dankbaar gebruik van. Individuele inkijkjes kan ze bijvoorbeeld aan de armenzorgdossiers ontlenen. Ze veroorlooft zich ook wel wat vrijheden om de zaken aan elkaar te breien: deze mensen lieten geen dagboeken achter.

Met journalistiek flair gaat de schrijfster ook in op de algemene maatschappelijke ontwikkelingen, zoals hoe de ‘onmaatschappelijken’ in het gelid gehouden moeten worden. Ook als de familie uit Veenhuizen is vertrokken houdt ze de ontwikkeling van de instellingen daar bij. Dat is een mooie lijn door het boek.

Geschiedenis wordt hier persoonlijk gemaakt: de individuen die onderzocht worden, komen uit het onbekende naar voren, maar de auteur zet zich zelf ook persoonlijk in. Voor historici bekende ontwikkelingen worden als persoonlijke ontdekkingen opgeschreven. Misschien is dat opzettelijk, om niet didactisch over te komen, maar de literatuurlijst maakt duidelijk dat historici zich al veel eerder met Veenhuizen of armoede hebben beziggehouden. De schrijfster toont zich emotioneel betrokken bij haar onderwerp en familie. Ze leeft zich sterk in in gevoelens van personen, met enige fantasie. Ik houd zelf meer van enige ironische distantie – maar je verdiepen, is je engageren. Dat historische ontwikkelingen in een documentaire stijl met fictieve en persoonlijke elementen ons zo aanspreken, is opvallend. Je zou kunnen zeggen dat naast de literatuur – die voor zoiets bij uitstek geschikt is – een nieuw genre is ontstaan. Dit is al eerder aangeduid met ‘faction’. Toch valt te bedenken dat dit genre alleen goed beoefend kan worden als meer anoniem historisch onderzoek is verricht, waarop de auteur zich ook baseert.

Het boek is een mooi voorbeeld van hoe individuele levens in relatie stonden tot de algemene ontwikkeling. De burgerlijke ideologie van de 19e eeuw van verheffing en verandering zoals beschreven in Marita Matthijssen’s ‘De gemaskerde eeuw’, toont hier duidelijk de gevolgen – soms onbedoeld – voor de arme sloebers.