Joodse begraafplaatsen Amsterdam

In Amsterdam bestaan de resten van een Joodse begraafplaats naast het Florapark in Zeeburg. Het zijn nu drie afgesloten grote velden, die er verwilderd uitzien. Ik kon er ook geen grafstenen meer ontdekken, maar volgens het opschrift moeten er nog een paar zijn. De graven zijn na de oorlog geruimd.

Een andere begraafplaats waar Joden uit Amsterdam liggen, is die in Diemen. Voor meer informatie zie Wikipedia.

[nggallery id=2]

 

[imagebrowser id=2]

 

 

 

Advertisement

Trends in de internet app wereld

Samenvatting van  de lezingen op het congres DB update, Rotterdam 29 maart 2012  in een aantal belangrijke trends:

  • inrichting van samenleving en informatiesystemen op basis van eenrichtingsverkeer voldoet niet meer (top down)
  • interactie, netwerken, participatie zullen de trend zijn; gebruikers willen zelf bepalen hoe ze aan iets deelnemen: dus geen hierarchische controle meer
  • de inrichting van informatiesystemen wordt steeds meer gericht op de behoeften van mensen, de techniek verdwijnt naar de achtergrond (zie smartphones en tabletten)
  • de nieuwe ontwikkelingen in de informatiesector hebben enorme economische effecten, in de zin van kansen op winst en verlies voor bedrijven, sectoren, landen (informatie is de nieuwe olie)
  • ze hebben ook effecten op de levenswijze van mensen:  ons sociaal en individueel gedrag verandert sterk door moderne informatiesystemen; het gebruik van internet en mobiele telefoon voor sociale contacten en informatie vergaring is daar een voorbeeld
  • de optimisten zien een toekomst waarin bedrijven en staten door massale consumentenactie via sociale informatienetwerken (bij)gestuurd worden
  • de sceptici en critici zien echter een samenleving waarin verslaving en onderwerping van individuen aan de doelen van bedrijven dreigen; de opheffing van de privacy is dichtbij en misbruik van informatie door bedrijven en staten is een groot gevaar

Een gebrek was dat de sprekers op het congres over deze zaken niet met elkaar in debat gingen. Mij lijkt dat de optimisten en de pessimisten een punt hebben. De wereld zit ingewikkeld in elkaar. Hegel zag het ooit als these en antithese: er zijn altijd strijdende tendensen. Macht is nooit eenzijdig verdeeld.

De vraag is dan hoe de machtsbalans er uit ziet. In de jaren ’80 was er een soortgelijke opwinding als nu. Toen werden sociale bewegingen als de nieuwe drijfkracht van de maatschappij gezien. Die bewegingen bleken niet bestendig. Ook nu kunnen we ons afvragen hoe gericht en structureel de macht van de sociale media gebruikers – ik noem het maar even kort zo- is. Die discussie is natuurlijk al opgelaaid aan de hand van de “Arabische Lente”. Daar blijkt dat sociale media een mobiliserende macht hebben, maar dat die macht niet makkelijk structureel gewaarborgd kan worden. In het Westen is het gebruik van internet en sociale media natuurlijk veel groter dan in de de Arabische landen. Bedrijven en de staat hebben vaak duidelijke doelen, structuren en leiding die hen in ieder geval een voorsprong geven op de spontane organisatie van de sociale mediagebruikers. Die hebben daarentegen het voordeel van de onverwachte actie.

Ik kan hier wel wat meer regels aan wijden, maar dat gaat een beetje buiten het karakter van deze post.

 

Gangen in Amsterdam

Gangen in Amsterdam waren eens doorsteken naar nauwe, armzalige woningen achter andere huizen, binnen het bouwblok. Vandaag zijn het sterk bewaakte onooglijke toegangen of evenzeer gesloten entrées tot paradijselijke achtererfen. In de 19e eeuw waren een aantal van de hieronder genoemde gangen de meest ellendige en bekrompen huisvesting voor een groot aantal armen, zo parafraseer ik de arts I. Teixeira de Mattos , die uitvoerig verslag deed van de gezondheidstoestand in die dagen.

Op de Groenburgwal 4-14  in het hart van de stad, is de Jan Krimpengang overgebleven. Vroeger een plek voor nijvere ambachtslieden en werklui, er woonden in 1853 minstens tien huishoudens en 54 mensen in vier panden, nu lijkt het een paradijs. Mooier dan het ooit was.  Het moet behoorlijk veranderd zijn, want nu zijn er zes adressen, mogelijk in het pand links. Dit paradijs is goed afgesloten net als zo vele andere voormalige gangen en stegen, maar die zien er minder aantrekkelijk uit.

Jan Krimpengang

Jan Krimpengang, Groenburgwal

 

De voormalige Klokkengang aan de Kloveniersburgwal 42 is weinig uitnodigend. De gang is niet breder dan 1.5 meter. Hij wordt duidelijk afgesloten en ziet er niet aanlokkelijk uit. Er wonen mensen daarachter. Er staan wel tien naambordjes. In 1853 woonden hier waarschijnlijk tien huishoudens in drie panden, zo’n 38 mensen. De gezinshoofden waren ambachtslieden: schoenmaker, smid, plaatzager. En, ooit woonde er een klokkenmaker of klokkenspeler.

Klokkengang, Kloveniersburgwal

Klokkengang, Kloveniersburgwal

 

De Zandstraat had een aantal gangen maar de meeste zijn niet meer terug te vinden. De Trompettersgang tussen nummers 18 en 24 is nu afgesloten met een schot en niet meer in gebruik. Ze is genoemd naar de trompetter van de Zuiderkerk, die daar waarschijnlijk eens woonde.

Zandstraat Trompettersgang

Trompettersgang, Zandstraat

 

Het poortje van de Brakke Grond bij de Oudezijds Voorburgwal 298 markeert de vroegere Engelschepoortsteeg of Engelsche gang. Die werd zo genoemd vanwege de Engelse huisbaas, John Jorden, van de steeg in de 17e eeuw . Het poortje lijkt me in recentere tijden hier geplaatst,  het is iets te sjiek voor een gang. Volgens theopas.nl plaatste de eigenaar van de gebouwen, Van Es, in 1882 deze poort.  Hier waren wel zes adressen te vinden in 1853. Er woonden schoonmaaksters, kuipers, draaiers en blekers. En Margaretha  de Hond, 77 jaar, die als beroep ‘zittende onder de brug’ had opgegeven. De plaatsing van de poort heeft misschien het aantal adressen in de gang tot drie gereduceerd. In 1896 kwam de Engelschepoortsteeg niet meer als officiële straatnaam voor, maar de steeg bestond rond 1900 nog wel.

Engelschepoortsteeg

Engelschepoortsteeg, Oudezijds Voorburgwal

 

In de Salamandersteeg aan de Sint Antoniebreestraat tussen nrs. 66 en 70 waren vijf panden. De steeg liep in de 19e eeuw dood, het was eigenlijk een gang. Er woonden voornamelijk Joden in de 19e eeuw, maar ook wat Katholieken en Hervormden. Het waren venters, een smid, schoenlappers en schoonmaaksters. In de jaren 1850/60 woonden hier gemiddeld 108 mensen volgens de gegevens van dokter Teixeira de Mattos. Dat ze niet achter elkaar stierven is dan ook verbazingwekkend, maar dat is een ander verhaal. Ook nu is er nog een toegang, al wonen er daar achter vast minder mensen.

Salamandersteeg

Salamandersteeg, Sint Anthoniesbreestraat

 

Salamandersteeg, Sint Anthoniesbreestraat

Salamandersteeg, Sint Anthoniesbreestraat

 

Salamandersteeg in 1853

Salamandersteeg in 1853

Autoriteitsbestanden voor straatnamen van Amsterdam

Een van de doelstellingen van mijn site is het geven van informatie over historische straatnamen. Voor Amsterdam zijn er verschillende boeken beschikbaar, zoals de Stadsatlas Amsterdam: straatnamen en brugnamen verklaard. Dit boek geeft een toelichting op de naam van de straat, een historische naam als deze bestaat en de datum van verandering. De oudere straatnamen staan niet in het hoofdwerk, helaas, hoewel er een lijst met gewijzigde straatnamen en verdwenen straten is,  is die beperkt tot de 20e eeuw.

Vandaag de dag verwachten mensen deze informatie op het web te vinden. Samen met oude kaarten willen ze de locatie van de straat, in heden en verleden vinden.

We kunnen drie eigenschappen van straten onderscheiden: de verschillende namen van de straat in het verleden of het heden, de locatie, en de periode van bestaan van de straatnaam. Locaties en namen zijn historisch variabel. We kunnen ons afvragen: als een straatnaam verandert wordt het dan een nieuwe straat? Straatnamen verwijzen naar straten als gebieden tussen de gebouwen die een naam gekregen hebben. Straten als objecten hebben een locatie en een gebouwde omgeving. Wanneer deze twee veranderen kunnen we waarschijnlijk spreken van een nieuwe straat, hoewel de naam hetzelfde blijft. Het omgekeerde kan ook: de locatie en gebouwen blijven, maar de naam verandert. We hoeven dit probleem niet op te lossen: we kunnen volstaan met het localiseren van de straatnamen en het verbinden van de naamsvarianten aan elkaar en ze beide in de tijd plaatsen. Een straat kan van plaats veranderen en de gebouwen eraan kunnen gesloopt worden, zoals de Moddermolensteeg aan de Raamgracht, die sinds de sloop voor de metro op een andere plek is en waarvan de huizen niet meer bestaan. Andere straten zijn hernoemd maar niet wezenlijk veranderd, zoals Binnen-Amstel waarvan twee delen Staalkade en ‘s-Gravelandse Veer werden. Er zijn ontelbare variaties mogelijk waarin een historisch stratenregister moet voorzien. Dit doen we met autoriteitsbestanden.

Hoe moeten autoriteitsbestanden worden gebouwd en welke inhoud hebben ze? Deze bestanden stellen een standaardnaam voor de straat vast. Dit kan de huidige naam zijn. Vervolgens worden de naamsvarianten in heden en verleden geïnventariseerd. Bij die naamsvarianten geven we aan in welke periode ze voorkwamen. Vervolgens kunnen we aan de naamsvarianten locatiegegevens en adressen toevoegen, zodat we de straat in een geografisch informatiesysteem (zoals Google Maps) kunnen opnemen en lokaliseren. Heel precies zal deze informatie pas zijn als we de locatiegegevens op huisnummer nauwkeurig hebben.

In de praktijk ontwerpen we drie tabellen: een met de standaardnamen van straten, de hoofdtabel, een met de naamsvarianten gelinked via de standaardnamen, met informatie over de tijdsperiode van de varianten, en een met adressen en locaties, voorzien van het jaar van de bron, ook gelinked via de standaardnamen met de hoofdtabel. Op die manier kunnen bijvoorbeeld de vele dubbele straatnamen naar de diverse locaties geleid worden.

Als we deze informatie voor verschillende perioden verzamelen wordt het mogelijk te zien welke huidige straatnamen historische veranderingen hebben ondergaan, en kunnen we historische straatnamen terugvinden met hun huidige locatie. Dat niet alleen: veel historische informatie die nu digitaal beschikbaar komt bevat straatnamen, vaak in een naamsvariant die opgezocht moet worden. Op basis van autoriteitsbestanden zou dit veel makkelijker zijn en wordt historische straatinformatie beter benut.

Veel informatie over historische straatnamen berust bij het Stadsarchief. Men heeft diverse omnummeringstabellen gebouwd die van oude huisnummeringen naar nieuwe verwijzen. Die bestanden maken het mogelijk 19e eeuwse straatnaamwijzigingen na te gaan. Ze zijn echter niet consequent in het onderscheid tussen historische straatnamen, hun toenmalige spellingen en de huidige straatnamen. De straatnaamregisters van de gemeente (met de huidige straatnamen) zijn ook een interessante bron, maar bevatten zo veel straatnamen met curieuze afkortingen en omdraaiingen dat ze niet goed bruikbaar zijn als standaardnamen. Met andere woorden een systematische benadering van dit probleem is nog niet gestart. Het Stadsarchief heeft ervaring met het beroep doen op vrijwilligers voor het invoeren van data: zie velehanden.nl. Een straatnamenregister zou een mooi volgend project zijn.

Op basis van het straatnamenboekje van 1853 zal ik spoedig een voorbeeld van zo’n systeem online zetten.

Are we living in revolutionary times?

The current state of economics and politics in the western world makes me wonder if revolution in both areas is now on the agenda.  Are both in a process of revolutionary change? In the past there have been several such turning points and it might be enlightening to review them.

The revolutions of 1848

The first are the revolutions of 1848 in Europe (in France, Germany, Austria, Hungary) that influenced each other. They were caused by economic crisis, harvest failures, and opposition to old feudal and dictatorial practices. Everywhere there was a call for the end of personal monarchical regimes and the installation of democratic elections, some went even further and asked for ‘communism’. These revolutions failed politically but had as a consequence the abolition of serfdom and coerced labour in most of Europe outside Russia and Turkey.
The following decades saw a movement for free trade and free economic enterprise that led to an unprecedented economic development, world migration and explosion of international trade.

Industrial capitalism and mass politics in the 19th century

This freeing of economic reigns had its repercussions after 1873 when an economic crisis on world scale set in.  It was the world’s first industrial based crisis.  Agrarian communities had been undermined in their sustainability by new transport and trade connections;  migration to cities and far away countries was the solution for millions of people.  The social question became pre-eminent with the poverty and crowded housing in the cities, and the absence of regulation of working conditions. Politics after 1848 became mass politics, and public opinion a foremost concern of politicians. Nationalism developed as a mass political movement. To solve these questions a new kind of state and social politics was invented in the last quarter of the 19th century that tried to regulate economic enterprise and sustain a working class in its daily living.  But the end of international liberalism also led to international rivalry and economic nationalism concluding in a rush for political and economic gain we call imperialism. So, 19th century political and economic development shaped new states and economics.

The great depression of the 1930s

Other parallels come from the crisis of 1929 and the following Depression. The American economist Kenneth Gailbrath has pointed – in ‘The great crash, 1929’ – to the mood of speculative overoptimism as a cause of this crisis. And also to the consequence of a wide gap in incomes, making the economy vulnerable to shocks. Then economic crisis and limits of social reform brought about a crisis of politics and capitalism that shook the world. Economic cooperation broke down and lack of support for far reaching reforms among the middle classes led to authoritarian solutions and worse.  When American loans were withdrawn German banks fell one after the other and a suspicious France blocked international help. In Europe the trajectories of the crisis were diverse, but the result is known: war changed the political and economic shape of the world completely.

The present crisis

Now that the social arrangements of the welfare state have been broken down from the 1980s onward and neoliberalism has undermined trust in the state, economic structural change on a world scale is subverting the geopolitical structures of the 20th century. The new social strata that have liberated themselves from state fetters are not looking solidarity solutions. The crisis of 2008 can like the one in the 1930s be attributed to extreme optimism, this time finding its way in the creation of a virtual economy that has undermined stable investment and widened income inequalities. Again political distrust is blocking solutions of the crisis in Europe like in the 1930s. The position of the USA is telling: in the 1920s a creditor and upcoming power, now it is in debt and showing signs of decline.

So, the political and economic situation appears to be in a revolutionary state. States have to forge new relations to worldwide capitalism on the run. The outcome is uncertain, some think the prospects of democracy are bleak. From the overview of previous crises it is clear that many parallels point to signs of structural change. But this does not mean that capitalism is at risk, it is rather changing its global and spatial make-up. Political outcomes are on the other hand much more uncertain. Politicians have not shown new ways to tame the ‘monster’ that we call capitalism.

Veenhuizen tot Amsterdam

pauperparadijsOnderzoek naar je roots, je eigen familie, is in. In die trend passen vele boeken, in binnen- en buitenland. Op z’n best levert het een prachtige inkijk op het handelen van mensen, op de invloed van de grote gebeurtenissen in het leven van alledag. Het laat je meeleven met de belevenissen van mensen die meestal niet in de geschiedenisboeken voorkomen.

Dit boek is opgezet als een zoektocht van de auteur naar haar familiegeschiedenis. Verfrissend is dat ze haar vrouwelijke lijn traceert. Ze komt dan wel uit bij een voorvader (de mannen blijven toch de figuren die meer publieke informatie nalieten) die in het Napoleontische leger diende. Dat spoor leidt uiteindelijk naar Veenhuizen, opgezet als landbouwkolonie voor de armen uit de steden, al snel verworden tot gesticht voor al wat niet in de maatschappij paste. Na een generatie in Veenhuizen wist de familie naar Amsterdam te ‘ontsnappen’. Daar volgde echter een armoedig leven met vaders die hun gezin ontvluchtten en levens die afhankelijk werden van de armenzorg.

Het bevolkingsregister is een belangrijke bron om de familie te traceren en de auteur maakt hier dan ook dankbaar gebruik van. Individuele inkijkjes kan ze bijvoorbeeld aan de armenzorgdossiers ontlenen. Ze veroorlooft zich ook wel wat vrijheden om de zaken aan elkaar te breien: deze mensen lieten geen dagboeken achter.

Met journalistiek flair gaat de schrijfster ook in op de algemene maatschappelijke ontwikkelingen, zoals hoe de ‘onmaatschappelijken’ in het gelid gehouden moeten worden. Ook als de familie uit Veenhuizen is vertrokken houdt ze de ontwikkeling van de instellingen daar bij. Dat is een mooie lijn door het boek.

Geschiedenis wordt hier persoonlijk gemaakt: de individuen die onderzocht worden, komen uit het onbekende naar voren, maar de auteur zet zich zelf ook persoonlijk in. Voor historici bekende ontwikkelingen worden als persoonlijke ontdekkingen opgeschreven. Misschien is dat opzettelijk, om niet didactisch over te komen, maar de literatuurlijst maakt duidelijk dat historici zich al veel eerder met Veenhuizen of armoede hebben beziggehouden. De schrijfster toont zich emotioneel betrokken bij haar onderwerp en familie. Ze leeft zich sterk in in gevoelens van personen, met enige fantasie. Ik houd zelf meer van enige ironische distantie – maar je verdiepen, is je engageren. Dat historische ontwikkelingen in een documentaire stijl met fictieve en persoonlijke elementen ons zo aanspreken, is opvallend. Je zou kunnen zeggen dat naast de literatuur – die voor zoiets bij uitstek geschikt is – een nieuw genre is ontstaan. Dit is al eerder aangeduid met ‘faction’. Toch valt te bedenken dat dit genre alleen goed beoefend kan worden als meer anoniem historisch onderzoek is verricht, waarop de auteur zich ook baseert.

Het boek is een mooi voorbeeld van hoe individuele levens in relatie stonden tot de algemene ontwikkeling. De burgerlijke ideologie van de 19e eeuw van verheffing en verandering zoals beschreven in Marita Matthijssen’s ‘De gemaskerde eeuw’, toont hier duidelijk de gevolgen – soms onbedoeld – voor de arme sloebers.